weblog
                    archief

 

31 januari

Sterrenmunt

In de supermarkt zag ik sterrenmunt thee staan. Dat ze dat nog verkopen, dacht ik, en ik gooide een pakje in mijn mandje. Ik vind het fijn om soms dingen van vroeger te eten en te drinken om verschillende tijdslagen met elkaar te verbinden (verschillende lagen tijd, niet slagen tijd). We dronken vroeger eerst altijd gewone (zwarte) thee (in het begin met melk en suiker), daarna kwam thee met smaakjes (aardbei, bosvruchten - ik had een eigen theepot in de vorm van een aardbei en daaruit dronk ik aan het eind van de lagere school thee met vriendinnen op mijn kamer. Ik had ook een eigen telefoon waarmee ik veel belde, die was doorzichtig, je kon in het toestel de draden zien lopen, een heel mooie telefoon was het), daarna kwamen rooibos en sterrenmunt. Pas daarna kwam de groene thee en verschillende soorten kruidenthee. Rooibos en sterrenmunt kwamen (in Hoorn) begin jaren negentig op. Ik hield meer van rooibos en mijn zusje meer van sterrenmunt. Zo was het met alles, ik hield van het een en zij van het ander (Madonna, Michael Jackson; paarden, archeologie; gitaar, piano). We dronken thee aan het eind van de middag, als we uit school kwamen, en 's avonds rond een uur of halfacht, soms acht uur. We aten er soms een koekje bij. Biscuit, speculaas, allerlei soorten koekjes, ook wel eens spritsen. Ik eet zelden nog koekjes, ik kom er gewoon niet op. Maar ik kocht dus wel een pakje sterrenmunt thee (niet te verwarren met sterrenmix, die kwam later en was wat alternatiever). Ik vond het niet per se heel lekker, ook niet vies. De anijs viel me op. Verder heeft dit verhaal niet echt een clou, waarschijnlijk zal ik vanmiddag weer een kopje drinken, en dan weer even niet, het is goed om theesoorten af te wisselen zodat ze niet gaan vervelen, dit in tegenstelling tot koffie, die nooit verveelt.

 

 

30 januari

O!

 

 

30 januari

Duiven doen ook hun best om er wat van te maken

Ik liep de voordeur uit en zag een dode duif op straat liggen. Het leek mijn lievelingsduif, het vrouwtje van het koppel dat in de binnentuin woont en iedere ochtend in mijn tuin komt. Deze duif zit vaak op het schuurtje en kijkt dan lief naar me. Ik weet dat ik me niet aan stadsdieren moet hechten maar als je iemand vaak ziet ga je soms toch om hem of haar geven.
Ik liep met de honden naar het park. Mijn handen waren koud, ik zette de tas neer om Olli's lange lijn te pakken. Ze waren aan het graven naast het pad. Wat ruikt die grond naar hondenpoep, dacht ik. Vreemd. Pas tien minuten later kwam ik erachter dat er poep aan mijn tas zat, en ook aan mijn jas, handen, hondenriemen en neus.
We liepen langs het atelier van de reclassering naar huis. Ik heb de laatste dagen steeds contact met de jongens die daar werken. Ze staan in hun pauze buiten te roken. Het is altijd pauze als ik langsloop. Sommigen zeggen dingen als 'wil je mij ook aan de riem meenemen', anderen aaien Olli, anderen willen even praten. Olli zegt ze allemaal gedag, Pika en ik staan een stukje verder weg te wachten tot hij daar klaar mee is. Olli zou een goede wijkagent zijn. Alles in de gaten houden, met iedereen kletsen.
Thuis maakte ik alles schoon. Daarna ging ik bij de honden op de bank voor het raam zitten in de hoop dat het misschien toch niet mijn duif was, die dood op straat had gelegen. Iemand had de duif al weggehaald, een van de buurmannen denk ik, degene die alles opruimt. Het is niet alleen erg voor de duif zelf, die ook maar een leven heeft, maar ook voor de partner. Vorige week was er een duif doodgereden in de straat hierachter, de volgende dag kwam het vriendje nog steeds kijken. De tuin bleef leeg. Ik zag alleen de merel die in de klimop nestelt, hij jaagt alle kleine vogels weg bij de vetbollen. Dat is eigenlijk niet de bedoeling.
Later sprak ik de buurvrouw die vertelde dat haar hond tegen haar praat (hij blafte). Veel mensen vertellen dat de laatste tijd. Ik nam Olli mee met hardlopen. Ik probeer soms gedachten uit te denken als ik hardloop maar ik kom nooit verder dan het beginnetje. Daarna ga ik op in de omgeving. Dan denk ik alleen wat ik zie.
Toen we terug kwamen, zag ik mijn eigen duiven, ik was verdrietig geweest om een onbekende duif. Het gaf geen opluchting, hoewel ik natuurlijk blij ben dat deze duif nog leeft.
Het licht is wel mooi aan het einde van de middag, ik weet niet of jullie dat al gezien hebben. Het is langer licht, winterlicht nog, het gaat over een paar weken pas op lente lijken.

 

 

29 januari

Baviaan II

 

 

28 januari

Zes dingen die wel en niet met elkaar te maken hebben

1. Drie jaar na de verhuizing begin ik Den Haag te missen. Het strand, het groen, de stad zelf - bepaalde straten, winkels. Het lelijke winkelcentrum waar ik op uit keek.
2. Ik zie er al bijna twintig jaar ongeveer hetzelfde uit. Ik val op hetzelfde type kledingstukken. Toen ik naar de kunstacademie ging, zei een van de docenten dat alle meisjes zo binnenkwamen en in het vierde jaar gewoon een spijkerbroek droegen. Het patriarchaat vierde daar sowieso hoogtij, een andere docent zei na mijn eindexamen dat het altijd leuk was om een naakte vrouw te zien. Ik was inderdaad naakt aan het eind van de performance, maar dat was niet de clou.
3. In de tram vertelde een vrouw over de zeer getraumatiseerde podenco van haar vriend. 'Hij heeft geluk,' zei ze op het laatst. 'Hij heeft wel de liefde gevonden, in de vorm van een schnauzer, van de buren.'
4. Olli is niet meer bang voor kusjes. Hij heeft wel nachtmerries en ik zag dat hij zelfs een gat in zijn tong heeft.
5. In het park wilde een man met een hes van de plantsoenendienst een stok naar hem gooien, om te spelen. 'Wacht maar even,' zei ik. 'Hij vindt het eng als mensen dingen naar hem gooien.' Ik liep naar hem toe en legde het uit. 'Maar ze voelen het toch als je van ze houdt?' vroeg de man, die op zijn knieën naast Olli was gaan zitten en hem verwoed aaide. Hij probeerde Olli met een klein takje te verleiden. Olli rook aan zijn neus. 'Mag ik hem hebben?' vroeg de man. 'Nee,' zei ik. 'Hij is van mij. Mijn hond.' De man deed alsof hij Olli met een mes en vork in stukjes sneed en een stukje in zijn mond stopte. 'Samen delen?' Ik schudde mijn hoofd. 'Echt niet.' Olli kwispelde. De man hield zijn staart even vast. 'Kom,' zei ik tegen Olli. 'We gaan naar het veld.' De man pakte zijn fiets. 'Kom maar achterop,' zei hij. 'Nee, we gaan het park in. Doei.' De man zei ook doei. Hij fietste de andere kant op, belde voor hij de hoek om ging.
6. In de brugklas moesten we een beroepskeuzetest doen op de computer. Daar kwam uit dat ik het beste bij de plantsoenendienst kon gaan werken. Ik had de vragen niet echt serieus beantwoord, maar het stelde me teleur dat de test geen creatiever antwoord kon bedenken.

 

 

28 januari

Baviaan

Gisteren las ik over een groep bavianen die inbreekt in een flat in Cape Town.

 

 

27 januari

Wintervacht

Olli neemt rauwe erwten mee naar zijn mand. Misschien wil hij ze bewaren voor je weet maar nooit. Door de verhuizing van buiten naar binnen is hij aan het verharen en bijna zijn hele wintervacht al kwijt. Waar hij vandaan komt is het vandaag -10 °C. Er is meer vreemd: de groepjes mensen die in het weekend samen sporten in het park bijvoorbeeld; als hij een mens was zou hij er met open mond naar kijken, hoofdschuddend. Gisteren gleed hij voor het eerst in het water - dat vond hij vreemd maar ook grappig, daarna begon hij keihard te rennen. Hij is ingesteld op ontsnappen aan mensen, niet op bij ze blijven, als hij de kans krijgt rent hij weg. Ik laat hem aan de lange lijn met andere honden spelen en liet die soms los zodat hij meer ruimte had, maar hij rent veel en veel harder dan ik. Hij rent bovendien echt weg, zijn neus achterna, dus voorlopig moet ik hem vasthouden.
Pika, die toch ook geen toonbeeld van volgzaamheid is, gedraagt zich voorbeeldig, alsof ze besloten heeft mij te helpen. Ze wil alleen naast me lopen, niet voor me bij Olli; andere honden zegt ze gedag en soms speelt ze even met ze maar dan komt ze weer bij mij staan. Omdat Olli in het begin vaak niet wilde lopen en dan op de grond ging liggen, leerde ik hem te komen voor een brokje. Pika heeft dat begrepen en staat nu ook soms opeens stil omdat ze een brokje wil afdwingen.
Het is druk in de stad, die ik door Olli's ogen zie - het is drukker als ik samen met hem loop dan zonder. Ik ken het principe van het buiten rijden met Joy, dan schrok ik net als zij van een wapperende plastic zak, een onverwachte beweging van een fietser. We zullen op een bepaald moment naar buiten vertrekken, maar de komende tijd nog niet, ik heb hier dingen te doen.

 

 

26 januari

Volgorde

In de straat achter mijn straat hebben ze een huis achter een huis gebouwd, lang en smal. Eerst stond er een schutting, een paar dagen later stond er een gebouw, niet snel daarna zaten er keukens in - op iedere verdieping dezelfde keuken. De gevel aan de straatkant bestaat grotendeels uit ramen, misschien omdat er toch een ander huis voor staat. Er hangen sinds vorige week gordijnen voor. Gisteren zag ik een groep mensen om het eerste huis lopen, op de begane grond bleek al een kamer in gebruik - er hing een televisie, op het aanrecht stond afwas, er stond een bank met mensen erop. Het toevoegen van de mensen gebeurt als laatste, is vaak het vreemdst.

 

 

25 januari

Effen

De verwarming slaat aan, maakt een paar minuten geluid, valt stil. In de lucht hangt een vliegtuig dat ik niet kan zien, alleen kan horen. De tijd gaat snel in 2014, ik verschrijf mijn dagen. Dat levert ruimte op, het maakt de wereld wijder, maar nu is het alweer bijna februari en ik heb nog de woningstichting niet gebeld over het gat in de muur. Ik denk aan een sneeuwuil op Vlieland. De verwarming slaat weer aan. De merel bouwt verder aan zijn nest in de klimop. Het is donker in de kamer, ik ben vergeten het licht aan te doen en nu zit de poes op schoot. Zijn kin rust op mijn onderarm. In de steeg praten buren, ik kan niet verstaan wat ze zeggen. Lage stemmen, grapjes. Ik kijk uit op de muur van de schuur van de buren, grijze stenen die elkaar omhoog houden, dan een rand, een dak. Tussen de randen groeit mos, over de bovenste stenen ligt een zachtgroene waas die afgeeft. Zoveel soorten beweging.

 

 

24 januari

Zwarte kraai

 

 

23 januari

Interviews

Vannacht was een interview met mij over Dagpauwoog te horen bij het programma Nooit meer slapen van de VPRO op Radio 1. Je kunt het hier terugluisteren. En vandaag staat er een interview in Trouw over mijn filosofische onderzoek, dus als u daarin geïnteresseerd bent: koop die krant.

 

 

22 januari

Waterhoen

 

 

21 januari

Wat het betekent om een naam te hebben

In De wijsheid van honden las ik over (zelf)bewustzijn van honden. Het lijkt erop dat honden wel weten dat ze zichzelf zijn en niet iemand anders, maar dat het ze wat minder kan schelen dan bijvoorbeeld mensen. Er staan meer leuke dingen in dat boek - honden begrijpen bijvoorbeeld niet alleen woorden maar ook symbolen, en het lijkt erop dat ze zichzelf gedomesticeerd hebben (net als bonobo's en misschien mensen ook). In natuurkunde zijn ze dan weer niet zo goed.
Olli weet dat hij Olli is, dat 'Olli' zijn naam is. Hij vindt het leuk als de buurvrouw hem bij zijn naam noemt, als de vrouwen in het park hem roepen. Hij reageert altijd blij als iemand aandacht aan hem besteedt, maar als zijn naam genoemd wordt, reageert hij trots, speciaal blij. Veel dieren die ik ken nemen hun naam voor lief, de andere dieren hier in huis vinden het prettig als ik tegen ze praat en hun naam noem, maar voor Olli is het een speciaal attribuut, een van de verrukkingen van zijn nieuwe leven (op gelijke hoogte met de verwarming, slapen in een mand, bij Pika op de bank liggen en het hebben van een huis). Een zin met 'Olli' erin is voor Olli een betere zin dan een zin zonder Olli - zelfs wanneer daar wel het woord 'eten' in zit.
Olli weet goed dat hij een hond is, omdat hij lang als hond in een groep honden geleefd heeft. Ik merk dat hij me als deel van de roedel ziet, hij daagt me bijvoorbeeld soms uit om te spelen. Hij speelt wel anders met mij dan met Pika (dat gaat veel ruwer en met meer gegrom). Voor Pika zijn de categorieën hond en mens minder vast omlijnd. Voor mij zijn ze ook minder vast omlijnd. Ik ervaar andere mensen sterker als ander dan de dieren hier.

 

 

20 januari

Een ekster

 

 

20 januari

De bomen aan de kade

 

 

19 januari

Dikke mus

 

 

19 januari

Tuinvogeltelling

'Een duif is geen duif, twee duif is een halve duif, drie duif is een Paasduif.' Ik aai Olli die naast me zit en ook uit het raam kijkt. Hij houdt meer van slakken dan van vogels. Hap slik weg slak. Voor hij 's avonds in de tuin gaat, verstop ik ze. Halverwege de teltijd komen twee eksters de tuin in, ze zoeken ruzie met een meeuw op het dak van de buren. Nu komen er geen kleine vogels meer. Voor de vorm blijf ik uit het raam kijken tot de tijd om is. Het is heel jammer dat ik geen roodborst zag, want die komen hier toch regelmatig.

 

 

18 januari

De nieuwe Olli

Gisteren was ik alleen met Olli naar het Beatrixpark. Er loopt daar een Afghaanse windhond die hij kent, en hij heeft een aantal vriendinnetjes gemaakt met wie hij wil spelen. Als er te veel honden zijn raakt hij soms nog overweldigd, maar dat wordt steeds minder. Hij is redelijk hersteld van de angst rond oud en nieuw, maar gisteravond werd er vuurwerk afgestoken in de steeg en daar schrok hij toch weer erg van. Hij sluit zich dan voor me af. Ik kon hem afleiden met wat eten. Daarna heb ik hem lang over zijn buik geaaid. Dat is zijn nieuwe hobby. Terwijl ik dit schrijf zit hij achter mijn rug op de bank te kwispelen, hij wil naar buiten. We gaan straks weer oefenen met de tram. Hij smakt een beetje. Hij kan erg lief smakken en slikken. Het blijft me verbazen hoe goed hij zich aanpast aan dit leven en aan mij. Hoe snel hij woorden leert, hoe hij reageert op subtiele gebaren. Heel soms schrikt hij nog als ik een onverwachte beweging maak of als ik iets laat vallen (wat dat laatste betreft heeft hij een slechte aan me: ik laat regelmatig dingen vallen). Zijn bespiering wordt ook normaler, doordat we veel wandelen en hij niet meer steeds op zijn achterpoten staat; zijn huid is rustig omdat hij geen vlooien meer heeft en hij gewassen is met goede shampoo. Het is bijzonder om hem te zien veranderen. Ik denk vaak aan de honden daar, hij ongetwijfeld ook maar op een andere manier.

 

 

17 januari

Drie vrouwen

Nee, Volkskrant en NOS. Drie kunstenaars maken een nieuw staatsieportet. Raar woord trouwens, staatsieportret. Vanwege dat 'sie'. Sie maakt het een beetje dommig.

 

 

16 januari

Deze regen doet me overal aan denken

Door de straten van Londen lopen, rondjes rijden in de bak van manege de Eenhoorn (het raam naar de kantine beslagen), het strand van Kijkduin - ik weet hoe de zee er met deze lucht uit ziet. Mijn jas ophangen aan de lage kapstok voor het lokaal op de Montessorischool, op mijn rug in bed liggen en naar het plafond kijken. Gitaar spelen. De boom in de tuin waar ik nu op uit kijk. De geur van nat haar, van jas, van huid, van hond. Fietsen met een regenpak aan. Door weilanden lopen (met of zonder paard of hond). In de trein tussen weilanden door rijden. Gras aan mijn schoenen, natte sokken. Wachten op bussen, treinen, mensen. Zomaar wachten. Duiven die zich wassen in de plassen op het basketbalveld. De HEMA in Hoorn. Maandag. Het uitzicht op het Malieveld vanuit het raam van de KABK. De tram in Den Haag. Het Scheltema Complex in Leiden. Koffie in Brooklyn. Op de achterbank van de auto zitten en zien hoe de ruitenwissers de druppels steeds opnieuw opzij vegen.

 

 

15 januari

Rijswijkseweg II

 

 

15 januari

Rijswijkseweg

 

 

14 januari

Preishit

 

 

13 januari

Vriend

‘Hij probeert jou ook te aaien,’ zegt de conducteur.
Ik ben met Pika en Olli naar het park geweest, we gaan met de tram naar huis om dat te oefenen. Olli vindt het nogal eng. ‘Hij wil een poot geven,' zeg ik. 'Hij heeft geleerd dat dat heel goed is en hij wil iets goeds doen omdat hij onzeker is.’
‘Ik had ook een hond. Een Stafford, helemaal raszuiver. Maar ik had er geen stamboom van en toen moest hij weg.’
‘Door die wet? Jezus. Het werkte helemaal niet eens. Het is ook weer terug gedraaid hè.’
‘Ze was helemaal bruin, alleen een dun reepje wit op de borst. Daaraan zie je dat ze helemaal goed zijn. Ze is ergens naar toe gegaan. Ze hebben een foto gestuurd.’ Hij kijkt me niet aan. 'Ze is niet, je weet wel.'
‘Ze is herplaatst?’
Hij knikt. ‘Ik weet dus dat een hond je beste vriend is. Andere mensen weten dat niet. Als je zelf dat niet meegemaakt hebt.’
‘Ze zijn goede vrienden.’
‘Ik heb die foto altijd bewaard.’ Hij kijkt weg als hij het zegt.
Ik aai Olli, zeg dat hij braaf is.
‘Heet hij Olli?’
Ik knik.
Hij lacht hard. ‘Dan moet ik aan mijn trainer denken, die heet Oliver maar die noemen we ook Olli.'
Als we uitstappen zwaait hij ons na.

 

 

12 januari

Interieurtip (budget)

Pika test de bank

Ik heb een bed van pallets (vier pallets in een blok met daarbovenop een matras) en ontdekte vandaag dat het ook goed om te bouwen is tot bank. Twee keer twee lagen, matras erop in bankvorm, deken erover, en voilà.

 

 

11 januari

Struiken

Het was halfelf, ik fietste langs het park naar huis - ik fietste snel, ik fiets altijd snel. Naast me hoorde ik iemand door de struiken rennen. Nee, dacht ik, ik verbeeld het me vast, maar toen ik keek zag ik een konijn, en daar achteraan een hond. Ik begon te bellen met mijn fietsbel om de hond af te leiden, verloor ze allebei uit het oog. Ik fietste het park in. Het was er donker, roerloos, heel anders dan op de straat, vreemd dat een ruimte in een ruimte zo afgesloten en open tegelijk kan zijn. De bomen stonden dan maar, het water lag ook te wachten, niet op mij natuurlijk. Er liep niemand over het pad, niemand over het gras. Ik fietste aan de binnenkant langs het fietspad van waar ik het rennende konijn had gezien, aan de andere kant van de bosjes, maar ik hoorde nergens iets. Bij de eerste uitgang zag ik de hond over het zebrapad lopen, naast twee mensen, aangelijnd. Het leek erop dat zij of hij het konijn niet gegrepen had. De mensen liepen heel rustig, anders was er opwinding geweest. Ik fietste door de uitgang het park uit, keek steeds opzij maar het konijn was ergens anders.
Ik was naar een boekpresentatie geweest en dacht aan de dingen die mensen laten zien. Ze laten veel zien, veel meer dan ze denken, zelfs schrijvers, die toch zouden moeten weten wat je aan mensen kunt zien. Er waren redelijk veel schrijvers. Met kapsels (gel), make-up, strakke broeken. Er waren ook mensen (waaronder schrijvers) die minder naar de anderen keken om te bepalen hoe ze zich moesten gedragen. Die gewoon een biertje dronken of echt voor de boekpresentatie kwamen. Maar omdat er zo veel mensen waren, kon ik me niet goed op ze concentreren en dacht ik vooral: veel mensen.
In het volgende stuk van de Eerste Oosterparkstraat zat een man bij de kapper. Hij werd geschoren. In de hoek van de ruimte hing een televisie, waar ze naar keken. De man, de kapper en een andere man. Misschien was de andere man al geschoren, misschien moest hij nog. Er liepen twee mensen over het fietspad naar me toe. Ze maakten geen aanstalten om opzij te gaan dus ik belde. Ruimte innemen is belangrijk, anders lopen ze over je heen, ik had geen zin om af te remmen. In een restaurant om de hoek leunde een vrouw over een tafeltje op de schouder van een man, een ongemakkelijke houding die net zo goed liefde als verdriet kon betekenen (of dronkenschap). Er waren nog zoveel mensen buiten, terwijl het toch al een tijd donker was.
Misschien had ik langer moeten blijven, dacht ik toen ik thuis kwam, soms moet ik er even inkomen. Maar dit was ook goed. De honden kregen een brokje en toen gingen we slapen.

 

 

10 januari

De buurmannen houden vol

 

 

9 januari

One or two days

Dit liedje is alweer een beetje oud en het komt niet op de nieuwe plaat. Dus is het weblog de uitgelezen plek om het te plaatsen.

 

 

9 januari

 

 

8 januari

Rood poeder

In de niet helemaal meer lichtblauwe lucht achter mijn huis hangt een halve januarimaan. De knoppen van de boom in de tuin zijn groener dan gisteren. De takken van de boom steken donker af - het is bijna avond. In de lucht hangt de belofte van winter en die van zomer. Ze zeggen dat het gaat sneeuwen, maar dat zeggen ze vaker.
Aan het begin van de middag (mijn vingers typen steeds 'being' in plaats van 'begin') zag ik een man cello spelen voor de V&D. Zijn handen bewogen snel heen en weer. Ik hoorde alleen de trams, en muziek uit een auto onder het raam. Later zag ik een vrouw die op mijn moeder leek haar fiets vastzetten aan de railing naast het water. Meerkoeten zwommen langs. Iedereen beweegt daar, terwijl ik achter mijn bureau zit.
Om zes uur ging mijn wekker. Ik was al even wakker, ik weet niet precies waarom, het was echt maar even. Het doet me goed de ochtend uit te rekken. Er lagen nog maar weinig kerstbomen op straat, ze zijn met het vuilnis opgehaald. Het vuurwerkafval was ook weg, er ligt alleen nog rood poeder. Toen we weer thuis waren zag ik vier duiven in de boom van de buren, ze sliepen, het was nog donker.

 

 

7 januari

Handen

De Antropologie van Kant is nogal de moeite waard. Hij gaat helemaal los en is soms onvermoed poëtisch. In een verhandeling over wat mensen onderscheidt van andere dieren (hij onderscheidt drie soorten aanleg, de technische, pragmatische en morele, die het mensen mogelijk maken subject van rede, recht en moraliteit te zijn - het citaat valt onder de technische) schrijft hij onder andere het volgende: ‘The characterization of the human being as a rational animal is already present in the form and organization of his hand, his fingers, and fingertips; partly through their structure, partly through their sensitive feeling. By this means nature has made the human being not suited for one way of manipulating things but undetermined for every way, consequently suited for the use of reason; and thereby has indicated the technical predisposition, or the predisposition of skill, of his species as a rational animal.’ (Anthropology from a Pragmatic Point of View 2006:228). Het moge duidelijk zijn dat ik de conclusies over een harde grens tussen 'dieren' en mensen van Kant niet onderschrijf, maar ik vind het heel poëtisch om van de handen naar de rede te gaan en iets over het subject te zeggen. Heidegger schrijft ook over handen in relatie tot rede - volgens hem hebben dieren geen handen, alleen organen om dingen mee te pakken (zie Heidegger's Hand van Derrida voor een mooie kritiek). Heidegger stelt dat dieren de wereld niet kunnen ervaren als wereld en dingen niet als dingen - de hagedis ligt in de zon en voelt de warmte, maar ziet de zon niet als zon, mist de als-structuur. En daarom hebben ze geen handen. Als Kant en Heidegger Jane Goodall gekend hadden zou het natuurlijk een andere zaak geweest zijn (Goodall schreef als eerste over het (aangeleerde, cultureel bepaalde) gebruik van instrumenten bij primaten). In een heel vreemde voetnoot (2006: 233; Kant spreekt zijn eigen theorie hierin tegen) noemt Kant wel de mogelijkheid dat primaten tot mensachtigen zullen evolueren (door organen ontwikkelen om te praten en rechtop te lopen), als een nieuwe omwenteling. Ik denk (hoop) dat er wel een omwenteling gaande is, die gaat alleen niet over het veranderen van dieren, maar over dat mensen ze anders leren zien, mede onder invloed van empirisch onderzoek naar cognitie, taal, cultuur, emoties en moraal van dieren (als het dier dat ze zijn).

 

 

6 januari

Mierenlinks

Een artikel over Wittgenstein en het kijken naar mieren (en dieronderzoek in het algemeen).
Een film over mieren die confetti dragen (het is een mooi kunstwerk, hier kun je er meer over lezen).
En last but not least een spreekbeurt over mieren.

 

 

5 januari

Oppervlaktes

Ik liep een rondje hard langs de Amstel. Het was druk, ik zag veel nieuwjaarslopers (te herkennen aan hun nieuwe pakjes, tred, verkeersonveiligheid en slechte coördinatie), maar dat is over twee weken weer over. De wolken hingen vlokkerig in een geel-blauw gestreepte lucht. Ik liep tegen het licht in, alle bomen waren zwart, geen enkel mens had een herkenbaar gezicht. Halverwege zag ik een buizerd hoog in de lucht ruziën met een kraai. Op het terras van het café op de Weesperzijde was het druk.
Het mag van mij nu wel koud worden. Ik mis de kou.
Ik waste mijn haar met hondenshampoo, de andere shampoo is op. Daarna speelde ik lang piano. Ik sloeg deze week drie schilderijen van de muur in de gang (per ongeluk), drie keer was de lijst kapot. Ik heb de indruk dat mijn voortanden verschuiven. Ik moet van alles repareren.
De buurvrouw kijkt voortdurend televisie.
Ik zit op het hondenbed naast een van de honden en vraag me af of fictie ook voor hen soms meer waar is dan feiten. Zij moeten ook een verhaal maken van wat er gebeurt om het te kunnen begrijpen. Ze moeten ook begrijpen wat er gebeurt om ermee om te kunnen gaan, het verhaal bijstellen om het beter te laten gaan. Ik vertel Olli vooral vaak dat het goed is. Het is voor hem nog niet goed.
Het lijken rustige dagen maar onder de oppervlakte beweegt er van alles.

 

 

5 januari

Ook Olli leest IJstijd

 

 

5 januari

Mean Time

Gisteren lag het album Mean Time van Quiet Choir in de bus (waarop ik in een liedje piano speel en in een ander liedje meezing). Je kunt het hier bestellen. Ik heb ook de voorkant bedacht (zie foto dus), het ziet er precies zo uit als ik in gedachten had.

 

 

4 januari

Een zaterdag in januari

De meeste mensen die ik in het nieuwe jaar spreek hadden er veel zin in, in een nieuw jaar, maar nu het er is, valt het tegen. Ze moeten er nog een beetje in komen of ze hebben het alweer zo druk. Dat gaat natuurlijk vaak zo.
Het is goed om dingen te verwachten.
Vroeger dacht ik dat mensen die zeiden dat ze nu eenmaal zo waren best konden (en dus zouden) veranderen. Dat deden ze dan soms ook wel, maar niet in de richting die ik voor ogen had en vaker deden ze het niet. Als je denkt dat je nu eenmaal zo bent, is het lastig om iets anders te worden. Ook al zit je jezelf (of anderen) dwars. Ik weet wel dat het vaak lijkt alsof dingen niet kunnen veranderen. Maar ik weet ook hoe radicaal, hoe volkomen ze kunnen veranderen. Ze of je.
Zelf leer ik strepen te zetten. Dat is iets anders dan tekenen waar we naar toe kunnen. Ik teken de laatste dagen vooral groente.
De dagen blijven hier vooralsnog een beetje hangen, traag en gelijkmatig. Ik laat ze hangen, laat mezelf traag zijn, voor ik het weet gaat alles weer aan en open. Het is al open.
Het is al open, mensen. Doe het maar gewoon.

 

 

3 januari

Uitzicht

En hier is dan het laatste deel van het feuilleton Hoe we licht meten, waarin sommige dingen wel en andere niet gezien worden.

 

 

2 januari

Hyacint

 

 

1 januari

1 januari

5 uur

Ik loop een rondje met de honden, het is nog niet stil maar Olli wilde naar buiten. In de straat achter deze kom ik een overbuurman tegen. Hij kijkt naar een lange ijzeren stang die achter een paar fietsen tegen een boom staat. ‘Ik weet niet of ik hem mee moet nemen.’
‘Waarom zou je die mee willen nemen?’ Ik sta stil en kijk vriendelijk. Hij doet heel vertrouwelijk terwijl ik hem nauwelijks ken.
‘Om te trainen.’
‘Als je er wat aan hebt, zou ik het gewoon doen.’
‘Maar hij is niet van mij hè. Ik weet het niet joh. Sorry. Ik ben een beetje psychotisch aan het worden.’
‘Nou, rustig aan jongen. Komt wel goed. Gelukkig nieuwjaar trouwens.’
Hij knikt en steekt zijn hand op. Als ik wegloop, hoor ik hem verder praten.

15 uur

In de buurt van het veldje waar ik de honden uitlaat, zit een jonge vrouw op een vensterbank aan de achterkant van een gebouw. Ze draagt dikke kleding onder een regenpak, heeft twee tassen op wieltjes bij zich en een plastic zak. Het is duidelijk dat dit al haar bezittingen zijn. Ik negeer haar eerst, vraag als ik weer langs haar loop of ze honger heeft, of ik boterhammen voor haar zal maken. Haar gezicht is open, ze is ongeveer net zo oud als ik, ze heeft mooie donkere wenkbrauwen, heel donkere ogen. Ze zegt ja. Ik smeer boterhammen met pindakaas, doe er een banaan bij, ontbijtkoek, ik weet niet of ze het op zal eten maar het gaat ook om het gebaar, dat iemand haar ziet. Als ik terugkom, blijkt dat ze helemaal geen Nederlands spreekt. Ik geef haar het eten en vraag of ik haar ergens mee kan helpen.
Ze maakt het gebaar van slapen.
Ik schud mijn hoofd. ‘My house is too small.’ Ik geef met mijn handen het formaat van een kleine doos aan. ‘Is there something else I can do?’
Ze weet het niet.
‘Something practical. I have telephone, internet.’
Ze schudt haar hoofd.
‘Where are you from?’
Ze geeft geen antwoord. Ik herhaal mijn vraag.
‘Somewhere. Just somewhere.’
‘Is there anything I can do for you?’
Ze krijgt tranen in haar ogen en ik dus ook. Ze schudt haar hoofd.
‘You sure?’
Ze knikt.
'I'm sorry.'
'It's OK.'
‘Will you stay around here?’
Ze haalt haar schouders op.
‘I walk the dogs around here. Let me know if you think of something.’
'It's OK.'
'Take care.'

 

 

1 januari

2014