weblog
                    archief

 

31 januari

De Beach Park buizerd

Meer Texelse potloodvogels kun je hier zien.

 

 

30 januari

Samen uit

Deze aardappels zijn meegeweest naar Drenthe en naar Texel en nu voelt het toch vreemd om ze nog op te willen eten. Weggooien kan al helemaal niet meer.

 

 

29 januari

De slufter

's Ochtends was de zee groen.

 

 

29 januari

De polder

 

 

28 januari

Dit soort dagen

Donkergrijs over mat blauw, zachtgeel in de verte.

 

 

27 januari

Oriëntatie

Ik droomde dat ik een broek droeg van gepelde mandarijnen (het waren nog wel bollen, geen partjes). Toen ik wakker werd dacht ik dat er een auto met draaiende motor bij het raam stond (dat heb ik in Amsterdam soms), maar het klonk toch anders, ik dacht aan een vliegtuig of een grasmaaier. Het bleek de oplader van mijn telefoon te zijn. Die bromt heel zachtjes maar het is hier nogal stil.
Aan het eind van de middag komen de staartmezen op bezoek. Ze zijn altijd ongeveer met zijn tienen en eten soms met drie tegelijk van een vetbol. Het lijken me vriendelijke vogels en ze zijn mooi, met een witte streep over hun hoofdje.
Gisteren liep ik een stuk hard door de duinen. Op de kaart leek het niet zover, het was alleen nogal heuvelachtig dus ik ging niet hard. Ik wist ook niet of ik goed liep. Ik wist dat ik ongeveer goed liep (heen een paar duinenrijen achter de zee, terug een stuk verder parallel daaraan) maar de groene paaltjes stonden soms op vreemde plekken. Een stuk grasland stond onder water (best fijn hardlopen), ik moest over grote stenen een watertje oversteken. Heuveltjes geven een kinderlijk plezier van omhoog en omlaag, uitzicht en snelheid. Het is ook fijn om een beetje te verdwalen. Dat laat zien dat het allemaal wel meevalt.
Bij de Galloways stond een reiger.
De lucht was bewolkt, in lagen; afwisselend dik en minder dik. Aan de kant van het strand hield het een paar meter boven de duinen op, als een gordijn dat niet helemaal paste.
Je kunt hier de regen aan zien komen.

 

 

27 januari

Hoest

Over papegaaien en misverstanden.

 

 

26 januari

Meeuwen

 

 

26 januari

Duiven

 

 

26 januari

Weer

A Goedemiddag en welkom in de uitzending. Je - we hebben afgesproken om elkaar te tutoyeren - bent hier om iets te vertellen over je nieuwe boek, Het Zijn en het Weer.
B Goedemiddag.
A Zou je ons iets kunnen vertellen over het onderwerp? De titel geeft natuurlijk al veel weg; het weer en het zijn, opnieuw zijn, alweer zijn.
B Jazeker. De vraag van het Weer is in de filosofie lang blijven liggen, daar wil ik met dit boek verandering in brengen. Heel in het kort ga ik in op het begrijpen van het Zijn tegen de horizon van het Weer. Ik maak daarbij gebruik van een heel eigen begrippenkader, zo ontwikkel ik een begrip van in-het-weer-zijn, niet te verwarren met in de weer zijn.
A Moeten we bij Weer dan aan ‘opnieuw’ denken?
B Nee, aan het Weer: de regen, de sneeuw, de zon.
A Interessant.
B Traditioneel gezien hebben filosofen geprobeerd het Zijn te begrijpen – voor zover ze dat geprobeerd hebben – als het Zijn in de Tijd of als entiteit, ruimtelijk. Ik wil betogen dat het weer – dat altijd weerkeert, maar ook altijd nieuw is – een betere manier is om het wezen van de Zijnden te begrijpen. We zijn altijd in het Weer. Zelfs als we binnen zijn, in onze huizen die ons weliswaar beschermen tegen het Weer, maar er zelf aan blootgesteld worden.
A Is er nooit te ontsnappen aan het Weer?
B We kunnen onszelf nooit buiten het Weer begrijpen. We kunnen ons verbergen, we kunnen authentiek of niet-authenthiek in het Weer staan. Maar als we op zoek gaan naar de betekenis van het Zijn dan moeten we het Weer altijd meedenken. We moeten als het ware met een cirkelbeweging, door Weer en Wind zogezegd, doordringen in wat normaal gesproken verborgen blijft.
A Dat lijkt me een mooi einde aan een vruchtbaar gesprek. Hartelijk dank voor je tijd, ik weet zeker dat alle luisteraars benieuwd zijn geworden naar Het Zijn en het Weer, en tot weerziens. Haha. Weerziens.
B Dank u wel.

 

 

25 januari

Boskunst

 

 

25 januari

Dwalen

Ik houd van grijze dagen.

 

 

24 januari

De spreeuwen zoeken een plekje

 

 

24 januari

Drieteenstrandlopers

De zee is wilder dan de afgelopen dagen. Gisteren ging blauw over in ander blauw tot de horizon en verder, nu zijn er rollende randen wit. Strandlopertjes rennen door het schuim, zo vlug dat hun stappen niet te zien zijn. Olli dacht even dat ze waren om op te jagen, dat dacht hij ook van het schuim zelf. Hij kan sinds gisteren los op het strand. Eerder was hij te zenuwachtig, dan wil hij alleen maar weg. Nu speelt en rent hij wat, zijn aandacht gaat vooral uit naar aangespoelde dingen - hout, wulkeitjes, krabben, schelpen. Hij zoekt geconcentreerd. De aanwezigheid van de zee lijkt hem ook rust te geven. De gelijkmatigheid. Soms komen we een andere hond tegen, de meeste stukken zien we niemand.
Als ik later weer op het strand ben, nu zonder Olli, hardlopend, is het drukker. Ik zie minder. Misschien omdat ik beter op moet letten waar ik mijn voeten neerzet, misschien omdat de mensen me afleiden. Als ik op de terugweg de strandopgang afdaal hoor ik een man tegen zijn vrienden zeggen dat hij nu wel genoeg heeft van die wind. Ik heb nog geen genoeg van de wind. Laat de dingen maar een beetje wegwaaien.
Later loop ik met Olli het dorp in om ansichtkaarten te kopen. Ik vind ze niet, leer wel dat onbegrijpelijk design hier hoogtij viert. De houten zeehond voor de Jumbo is nog maar het begin. Bij Cocky's kapsalon liggen grote pluchen tijgers in de etalage naast witte stenen poedels. In winkels vol producten die toch ook ooit door iemand ontworpen moeten zijn drinken mensen, geen klanten, koffie. Omdat het zaterdagmiddag is had ik bedrijvigheid verwacht, ik zie hooguit tien mensen op terrassen. Ze lijken op elkaar - jong, blond, jas met bontkraag. De oudere mensen zijn waarschijnlijk nog aan het wandelen, of ze doen boodschappen. In de zomer valt misschien niet op dat de borden afbladderen en dat de logo's eruit zien alsof ze minstens twintig jaar geleden ontworpen zijn.
We lopen terug langs de kartinghal. Bij de sloot staan twee jonge jongens met een hengel. Ik roep ze niet toe dat vissen moord is. Olli begroet twee kleine hondjes. Hij verlangt erg naar contact met soortgenoten, meer dan thuis omdat hij het hier spannend vindt. Kleine hondjes ziet hij niet altijd als soortgenoot; deze zijn net groot genoeg.
In Amsterdam is de schemering blauw, hier roze. In de bosjes waar ik op uitkijk scharrelen vogeltjes. Gisteren zag ik een kneu. Het duin/tuinkonijn graast ervoor en laat zich goed bekijken.
Ik verschuif kleine dingen, leg stenen en stokjes op een rijtje, maak een cirkel van schelpen. Straks is het weer lang donker. Er zijn hier genoeg sterren te zien.

 

 

23 januari

Vanochtend was alles blauw

Op het strand zag ik een bonte kraai; in de duinen een fazant. Bij het huisje zie ik steeds een buizerd.

 

 

23 januari

Trees

 

 

23 januari

Zoopolis

Op 2 maart zijn Sue Donaldson en Will Kymlicka op mijn uitnodiging op de UvA voor een masterclass en een colloquium. Zie hier de link naar een uitgebreidere omschrijving. Geïnteresseerde collega's en (master/PhD) studenten zijn van harte welkom, in de link staat ook hoe je je moet aanmelden.

 

 

22 januari

Helften

 

 

22 januari

Misschien ben ik al een boom

Het begint met het verlangen gewoon even rustig ergens te staan, maar minuten worden uren worden dagen worden weken worden maanden worden jaren en voor je het weet herken je jezelf niet meer, herken je niemand meer, herkent niemand jou meer en groei je bladeren die je later zult verliezen.

 

 

21 januari

Onbegrijpelijk design deel 78

'Waar ga jij vanavond heen?'

Toiletiglo met kiezelmotief, buiten gebruik.

 

 

21 januari

Een woensdagmiddag

De klok tikt. Iemand zaagt takken van een boom. Een kat ademt. In de bosjes ritselt een vogel. Ik adem. Een merel, kauwen, ganzen in de verte. De verwarming slaat aan. Hondenvoeten. Mijn vingers op de toetsen, de toetsen zelf, typ, typ, typ.

 

 

20 januari

Ochtend

 

 

20 januari

Kleuren

Witgroen

Grijsblauw

Groengrijs

Witblauw

Rozeblauw

Geelblauw

Rozegrijsblauw

 

 

20 januari

Hier

Dedag, dezee, dekoolmeesroodborst, dewaterwindkoolmees, dedagkoolmeesmist, demeesmistzandtak, dezeeeneennantwoordvogeleenantwoordhier.

 

 

19 januari

Eiland

 

 

19 januari

Boot

 

 

18 januari

Een halfuur per dag

Vanochtend telde ik vogels. Het waren er meer dan vorig jaar, maar vooral viel me op hoe fijn het is om een halfuur naar buiten te kijken. Eigenlijk zou iedereen elke dag een halfuur ergens naar moeten kijken (naar een boom of een kunstwerk of een mens of een ander dier - niet naar je computer dus). Wanneer je langer kijkt ga je meer zien (en ook daarna, het is een wasbeurt voor de ogen). Het is een van de redenen dat ik hardlopen prettig vind. Hardlopen geeft me de gelegenheid goed naar de omgeving te kijken. Ik kijk dan niet heel precies omdat ik beweeg, toch doet het me goed. Echt lang naar andere mensen kijken doen we vrijwel alleen als we verliefd zijn (of een baby hebben gekregen), wat het verliefd zijn extra aanwakkert en de geliefde glans geeft. Ik was gisteren met mijn vader in het Rijksmuseum en daar keken we naar de kunst en naar de mensen, wat me op het idee bracht een museum in te richten met mensen (je zou de bezoekers en de tentoongestelden kunnen afwisselen maar dat hoeft niet). Voor honden wil ik een geurmuseum maken, met schotten en daartussen allerlei geurtjes. Maar ik dwaal af. Tijdens het kijken naar de vogels viel me op hoe mooi de boom afstak tegen de lucht, en hoe elegant de koolmees zich over de takken bewoog. Dat had ik al lang niet gezien en ik voelde me deel van de omgeving (de tuin, de vogels). Wie goed kijkt komt dichtbij het bekekene en kan daardoor zichzelf opnieuw zien. We worden door de maatschappij steeds gevraagd afstand te nemen; voor sommige situaties is dat nodig, alleen is nabijheid ook nodig, en niet zo ver weg als het voorgesteld wordt.

 

 

17 januari

Aansporing

Olli zocht tussen het vuilnis naar eten. 'Kom op spook, actie,' zei ik. De oudere buurman die langzaam langs ons liep draaide zich abrupt om. 'Wat zegt u?' vroeg hij.

 

 

16 januari

Brokjes

Het mannetje dat een paar straten verderop altijd voor zijn winkel (in tweedehands toiletpotten? die staan er vaak voor de deur) staat met een ander mannetje, wenkte me. 'Ik heb van die brokjes gekregen maar ik heb geen hond. Wacht even.' Hij liep naar binnen en gaf me een proefzakje van een commercieel merk. Toen ik hem bedankte zei hij dat ik even moest wachten. 'Ik heb ook buren die geen honden hebben.' Hij opende een deur en pakte vier zakjes van de mat. 'Bedankt.' 'Ik heb nog meer buren.' De man opende nog een deur, waar vijf zakjes lagen, en daarna nog een deur, waar weer vier zakjes lagen. Het waren kleine zakjes, maar ze waren onhandig te dragen. 'Hartstikke bedankt,' zei ik. 'Heeft hij ook een leuke dag,' zei de man, en hij wees naar Olli.
Bij ons lag er geen zakje op de mat, en ook geen andere post, ik krijg de laatste tijd bijna nooit meer post.

 

 

15 januari

Januari

Klik op de foto voor een vergroting (dan zit er meer diepte in).

 

 

15 januari

Het begin van de dag

De buurtbewoners en ik doen sinds vorige week (het is nog maar een week geleden) aan interculturele hyperbeleefdheid, vooral 's ochtends vroeg, als zij naar de moskee gaan en ik een rondje loop met Olli. Ze lopen vaak met hun handen in hun zakken, waardoor Olli denkt dat ze iets te eten voor hem hebben en hij op ze af komt (en ik omdat het vroeg is niet snel genoeg reageer), waardoor zij schrikken en ik het uitleg en iedereen vriendelijk lacht, zelfs Olli, omdat de mensen aardig zijn en het goed bedoelen. Dat is voor hem belangrijk om te weten, dat mensen het goed bedoelen, mensen maken hem een beetje zenuwachtig.

 

 

14 januari

Wormen

Tijdens het hardlopen redde ik vier en een halve worm. De halve was het actiefst van allemaal. De andere helft heb ik ook in het gras gelegd, maar daar leek niet zo veel leven meer in te zitten. Het is wel de vraag - stel dat de andere helft ook doorleeft - of de worm die nu twee wormen is geworden nu twee keer iemand anders is, of twee keer wie hij/zij al was.

 

 

14 januari

De kerstbomen rukken op in de Pijp

Steeds vaker zijn er in Amsterdam in het wild kerstbomen te zien.

Bijvoorbeeld in speeltuintjes, aarzelend voor het hek.

Ze verzamelen zich soms voor het oversteken (zoals je ziet zijn er ook kleintjes bij!).

Sommigen hebben hun lintjes nog om.

Ze redden het helaas niet allemaal.

 

 

13 januari

Kijktip II

Ik ben een beetje late to the party, maar Vivian Maier in het Foam is echt een aanrader (nog tot 1-2 te zien) - goede composities, humoristisch, scherp oog voor de (absurditeit en aandoenlijkheid van de) mens. Araki is ook mooi, vooral de straatfotografie, en soms ontroerend (vrouw en kat).

 

 

12 januari

Einde

(uit: De dingen waar we het over hadden kunnen hebben als we meer tijd gehad hadden)

A Dus dit is het einde.
B Het spijt me.
A Het spijt je onvoldoende.
B Dat zou kunnen, ik weet niet hoeveel spijt voldoende is.
A Voldoende spijt is blijvend.
B Je weet dat ik niet kan blijven.
A Je zal me vergeten.
B Ik vergeet nooit iets.
A Dat is niet het goede antwoord.
B Misschien kun je beter zelf antwoord geven, jij kent de goede antwoorden.
A Wees niet zo hard.
B Wie is hier nu hard.
A Jij bent degene die weggaat.
B Jij bent degene die niet wil dat ik blijf.
A Als je toch gaat, kun je beter nu gaan.
B Ik ben al weg.
A Nee, je bent er nog.
B Ik bedoelde het bij wijze van spreken.
A Je bent inderdaad al weg.
B Wat wil je nou?
A Ik wil dat je blijft.
B Net wilde je nog dat ik weg zou gaan.
A Ik wil naar huis.
B Je bent thuis.
A Ga maar.
B Het spijt me.
A Het spijt je niet.
B Het spijt me niet. Ik ben al weg.
A Je bent er nog. Ik ga anders zelf wel weg.
B Doe dan.
A Dit is mijn huis.
B Je kunt opnieuw beginnen.
A Ik ben al zo vaak opnieuw begonnen.
B Dat is het leven.
A Dat is een cliché.
B Laten we opnieuw beginnen.
A Daar is het te laat voor. Het is al bijna twaalf uur.
B Een nieuwe dag.
A Zonder jou.
B Ik ben er nog steeds.
A Ik denk dat je al weg bent.
B Ik raak je aan.
A Ik voel niets.
B Geef me je hand.
A Je hebt mijn handen al.
B Geef me dan iets anders.
A Ik heb niet genoeg over.
B Ik neem je met me mee.
A Je doet maar.
B De maan schijnt.
A De maan doet maar.
B Zal ik vannacht blijven?
A Dat kan niet. Het is afgelopen. Het einde is al geweest. Iets anders is begonnen.
B Maar we zijn hier nog steeds.
A Wij waren hier. Wij zijn hier geen wij meer.
B Wij zijn het, er zijn geen anderen die dit gesprek voor ons voeren.
A Er zijn altijd anderen.
B Ik mis je.
A Ik mis jou ook.
B Het is beter zo.
A Het is nooit beter. Het beste is al geweest.
B Ik draag het met me mee.
A Ben je nou nog niet weg.
B Ik ga al.
A Ik sluit de deur.
B Het raam is nog open.
A Ik hoor je stem.
B Loop je met me mee?
A De deur is dicht.
B Ik beweeg mijn voeten.
A Ik sluit het raam.
B Vergeet niet dat het voor altijd nu blijft.

 

 

11 januari

Plastic plantjes (Hunerwold State)

 

 

10 januari

NIets

(uit: De dingen waar we het over hadden kunnen hebben als we meer tijd gehad hadden)

A Geloof jij dat er iets is na de dood?
B Ik denk het niet, alleen het niets.
A Maar het niets bestaat niet, dus dat kan er ook na de dood niet zijn.
B Niets is een woord. Een woord dat bestaat.
A Maar bestaan er na de dood dan woorden?
B Dat denk ik niet.
A Je zegt net van wel.
B Niets is een woord dat zichzelf inklapt, als een zwart gat, het bestaat uit antiletters.
A Maar als jij niets zegt dan begrijp ik wat je daarmee bedoelt. Niets, niet-iets, de afwezigheid van ietsen.
B Heb je al geprobeerd om het je werkelijk voor te stellen?
A Wat?
B Niets.
A Bij het niets kan ik me niets voorstellen.
B Zie je wel.
A Ik zie helemaal niets.
B Dat bedoel ik.
A Ik probeer het nog een keer: altijd als ik me iets voorstel, dan stel ik me iets voor. Ik kan me niet iets voorstellen dat er niet is. Ik kan me niet niets voorstellen.
B Dan kan je je alles voorstellen, dus ook niets.
A Niets valt niet onder alles, alles is alles behalve niets.
B Dan bakent niets af wat je je kunt voorstellen. Dat betekent dat je er iets van moet weten.
A Niets hoort niet bij alles, het is iets anders.
B Hoort niets bij de dood?
A Dat zou kunnen. Ik zal het nooit weten.
B Dat kun je toch niet weten.
A Jij zal het ook nooit weten.
B Ik weet niets.
A Dat is niet waar. Jij weet net zo goed niets van niets en van alles van allerlei andere dingen.
B Ik weet van niets dat het buiten iets valt, zoals andere landen buiten de grenzen van dit land.
A Maar landen bestaan en niets bestaat niet, het is ook niet zo dat er verschillende nietsen zijn die vergelijkbare eigenschappen hebben.
B Omdat we het woord gebruiken moet er iets zijn waarvoor we het gebruiken.
A We kunnen het voor de dood gebruiken. Die bestaat ook niet.
B Daar houd ik je aan.

 

 

9 januari

Kijktip

Iedere dag tussen 16.20 en 16.35, de Van Woustraat (Amsterdam) tussen de Lutmastraat en de Rijnstraat, in de richting van de Rijnstraat. Kijk omhoog.

 

 

8 januari

Sad pencil

 

 

7 januari

Lezers

Vandaag ben ik jarig. Als cadeau vraag ik jullie, vaste lezers, of je dit blog onder de aandacht van anderen (vrienden, familie, collega's van wie je denkt dat ze dit leuk vinden) wil brengen. Ik heb eerlijk gezegd geen idee hoeveel mensen dit lezen, maar ik heb het vermoeden dat het er best meer zouden mogen zijn. Alvast bedankt, en ook bedankt voor het lezen.

 

 

6 januari

Nieuwjaarsdag

 

 

5 januari

Berk

 

 

4 januari

Vertes

 

 

4 januari

Blue

 

 

4 januari

Putih in het slaapkamertje

 

 

3 januari

Muis in haar autogordel

 

 

3 januari

De ganzen

 

 

3 januari

Terug

Thuis kroop Putih kroop in zijn huisje, hij viel in een diepe slaap. Olli was een tijdje onrustig. Hij wilde niet dat ik naar buiten ging om de auto schoon te maken, hij wilde niet mee wandelen zonder Muis (misschien hoorde hij nog vuurwerk in de verte). Uiteindelijk ging hij in de gang op mijn tas (de tas die ik mee had op vakantie en die dus naar het huisje rook) liggen alsof dat een mand was, hij draaide zich een paar keer rond en maakte zich zo klein mogelijk. Het deed me denken aan een kind dat na het vakantiekamp het beschilderde T-shirt niet uit wil trekken, de reis en de nieuwe vrienden zo lang mogelijk bij zich wil houden.

 

 

3 januari

Die hier al stonden lang voordat wij

 

 

3 januari

Wateren

Hier staan de foto's (voor nu tot ik weet niet wanneer).

 

 

2 januari

Land

 

 

2 januari

Een seconde is misschien beter te begrijpen

Een seconde is niet alleen een woord maar duurt ook een woord lang. Een seconde is een tel – meerdere seconden zijn dus te tellen. We zijn ophopingen van seconden. Een seconde is meer dan een oog open doen, minder dan een gedachte. Een seconde is een stap naar iets anders, een rand. Een handgebaar. Een seconde is eerder iets kleins dan iets groots (is bijvoorbeeld kleiner dan een uur of dan twee seconden). We zijn allemaal samengesteld uit miljarden seconden en wanneer we sterven, vallen we uiteen in seconden (wanneer we niet sterven misschien ook, en zouden seconden sterven? Misschien op dezelfde manier als sterren).

 

 

1 januari

Kale duinen II

De schapen hadden even geen zin in contact.

 

 

1 januari

Maar wat is een dag eigenlijk?

Een tijdsaanduiding. Een woord. Een ding (maar wat voor ding? Een onaanraakbaar ding. Een ding dat zichzelf steeds opnieuw opheft). Een gedachte over hoe de dingen in elkaar zitten. Een afbakening. Een categorie. Onderdeel van een serie. Een vorm van begrip (zowel een vorm als begrip). Een kader. Een opening. Iets dat altijd verdwijnt (iets dat er wel en niet is). Iets dat onderdeel is van iets anders. (Wat dat andere is weten we net zo min, maar we begrijpen dat er een relatie is.)

 

 

1 januari

Nieuwjaarsochtend

Het laatste wat ik in 2014 hoorde waren overvliegende ganzen; het eerste wat ik vanochtend hoorde waren ganzen.