terug naar het weblog

 

 
 

Amsterdam, 14 november 2013

Lieve en beste allemaal,

Wat leuk dat jullie er zijn. In The philosopher and the wolf, de filosoof en de wolf, maakt Mark Rowlands een onderscheid tussen twee soorten samenlevingen. Samenlevingen die gekenmerkt worden door opportunisme, en samenlevingen die gekenmerkt worden door loyaliteit. Hij ziet de eerste variant als menselijke samenlevingen, of primatensamenlevingen, en de tweede koppelt hij aan het samenleven met wolven. Ik denk niet dat je het onderscheid op die manier kunt maken, al is het alleen maar omdat er loyale en opportunistische mensen zijn, maar dit terzijde. Het boek beschrijft zijn eigen leven met Brenin, een wolf die hij overal mee naar toe nam en die hem meer geleerd heeft, over loyaliteit, maar ook over het leven in het algemeen, dan welke mens dan ook. Dieren zijn daar goed in, in mensen dingen leren, hoewel de mensen er niet altijd even goed naar kunnen luisteren.
                  Zoals sommigen van jullie weten, heb ik in september vorig jaar mijn paardje van vroeger terug gekocht, Joy, na zestien jaar, omdat de manege waar ze stond haar wilde laten slachten. Maneges slachten paarden zodra ze minder in de les kunnen gaan lopen omdat ze oud zijn, zodra ze minder winst opleveren. Joy staat nu dankzij Sterre (en door een subsidie van het Letterenfonds – voor dit boek) op een heel idyllische plek op de Veluwe, met een kudde IJslanders, van wie ze ongevraagd een veulen heeft geadopteerd en van wie ze de lichaamstaal kopieert. Ze is goed ingeburgerd. Joy is het eerste dier dat me dingen leerde, daarna volgden er anderen, zoals Pika. Ik ben net zo goed gevormd door het contact met hen, als door het contact met medemensen.
                  De relaties met de dieren die me nabij zijn, kenmerken zich door een grote wederzijdse loyaliteit. Joy heeft altijd voor me gezorgd als ik verdrietig was of me ontheemd voelde, op een manier waarop mensen dat niet konden. Het is niet meer dan terecht dat ik haar in de gaten heb gehouden. Ik draaf natuurlijk soms door in mijn loyaliteit en heb ook een neiging om neurotische gewoontes te ontwikkelen, bijvoorbeeld met de insecten en slakken in huis, maar die probeer ik mezelf dan ook weer af te leren. Ik dwaal af. Door de dieren die me zo goed opgevoed hebben en me steeds opnieuw herinneren aan wat waardevol is – door een bos wandelen, daarna een beetje tegen elkaar aan zitten op de bank en naar de regen kijken – is niet alleen de manier waarop ik in de wereld ben veranderd, maar ook mijn oordeel over die wereld. En ik voel me geroepen daarover te spreken en te schrijven, omdat niet-menselijke dieren binnen het bestaande systeem ma ar mondjesmaat voor zichzelf kunnen opkomen. Ze zijn grotendeels overgeleverd aan de markt en de heersende moraal, die voor hen, maar ook voor bepaalde menselijke groepen, niet zo gunstig is.
                  De filosoof Francois Lyotard schrijft over het probleem van de différend. Een bepaalde sociale groep wordt daarin niet alleen uitgesloten van democratische besluitvorming, maar het discours is zo geformuleerd dat het probleem niet eens gearticuleerd kan worden. Iets vergelijkbaars is aan de hand met de dieren – er is een probleem en de dieren zijn door de manier waarop de macht is gestructureerd beroofd van mogelijkheden dat aan te kaarten. Dat heeft verstrekkende consequenties. Er is in de filosofie bijvoorbeeld een debat over de vraag of dieren kunnen sterven – Heidegger zegt van niet, omdat dieren zichzelf niet kunnen begrijpen als het dier dat ze zijn. Omdat ze zichzelf niet kunnen begrijpen als sterfelijke wezens, kunnen ze ook niet doodgaan. Ze houden gewoon op met leven. Dat heeft trouwens ook met taal te maken – degenen die niet kunnen praten, kunnen niet sterven. We zien in Nederland in 2013 vooral een lauwheid over de levens van niet-menselijke dieren. Alsof hun leven voor hen niet net zo belangrijk is als dat van ons voor ons.
                  Kijk, iedereen is anders. Er zijn honden en duiven en meisjes en fietsen en bladeren, zeeën, winters, steden. Pika en ik horen bij elkaar, en dat we tot een andere soort behoren is niet wat onze relatie definieert.
                   Van de week sprak ik met iemand over gedichten en zij zei dat ze vond dat gedichten ook hoop moesten bieden. Ik zei dat het in dit boek een beetje tegenviel met de hoop, maar ik weet eigenlijk niet of dat waar is. Het schrijven van een roman is een noodzaak en een cadeau, zowel een cadeau aan mezelf als aan jullie. Dit is een verhaal, maak het van jezelf. Maar ook inhoudelijk, denken over verandering is denken over hoop, het is een klein wonder dat we ons tegen de achtergrond van het bestaande iets nieuws voor kunnen stellen, dat mooi is en beter.
                  Ik wil jullie in ieder geval bedanken voor je komst en voor je aandacht. In het kader van loyaliteit zijn hier mensen die al jaren met me meelopen en dat waardeer ik, net als dat ik de aanwezigheid van degenen die ik misschien maar kort en vaag ken en die wel de moeite hebben genomen om te komen waardeer. Ik wil Eva en Christoph graag bedanken voor hun vertrouwen in de roman en in mij als schrijver, en de andere mensen van de uitgeverij voor hun inzet en betrokkenheid. En als laatste wil ik Irwan bedanken, die het boek het vaakst van iedereen heeft gelezen en toch opgewekt en vriendelijk bleef.